Wetenschappelijke betekenis | | Het Epstein-Barr virus (EBV) is een herpes virus en één van de meest voorkomende virussen bij mensen; Verspreiding gebeurt door intiem contact.
EBV is de verwekker van infectieuze mononucleosis (IM). Het virus persisteert levenslang asymptomatisch bij nagenoeg alle volwassenen.
Naast de klassieke manifestaties kan EBV ongeveer elk orgaansysteem aantasten en verschillende ziekten veroorzaken zoals pneumonie, myocarditis, pancreatitis, mesenterische adenitis, myositis, glomerulonephritis en genitale ulceraties.
Daarnaast is EBV oorzakelijk gelinkt aan diverse maligniteiten. Voorbeelden zijn het Burkitt lymfoom, tumoren bij HIV-patiënten, Hodgkin lymfomen, nasofaryngeale en andere tumoren in de hoofd- en nekregio, maagcarcinoma’s en T-cel lymfomen.
Ziekte door reactivatie is eerder zeldzaam (in tegenstelling tot de klassieke herpesvirussen). Bij transplantpatiënten is een reactivatie geassocieerd met de meerderheid van de “post-transplant lymphoproliferative disease” (PTLD), een lymfoproliferatieveaandoening met ziektebeelden die variëren van benigne polyclonale B-cel proliferatie tot maligne B-cel lymfomen. De frequentie en de ernst van de PTLD is gerelateerd aan de graad en het type van immunosuppressie. PTLD komt het meest voor bij EBV-negatieve recipiënten die een primaire EBV-infectie doen, meestal vanuit de graft van een EBV-positieve donor.
Verder is EBV is betrokken bij een aantal andere ernstige aandoeningen zoals "Chronic active Epstein-Barr virus (CAEBV) infection", "oral hairy leukoplakia” “hemophagocytic lymphohistiocytosis”, Lymphomatoide granulomatosis en “X-linked lymphoproliferative (XLP) disease”.
Opvolging van de viremie gebeurt met PCR. |