Wetenschappelijke betekenis | | Ceruloplasmine is een alfa-2-globuline (gemiddeld MW 132 kDa) dat, per molecule, 6 tot 8 atomen koper draagt. Koper dat in het plasma circuleert, is voor ongeveer 95% gebonden aan ceruloplasmine. Er is een belangrijke heterogeneïteit in het plasma ceruloplasmine, wat betreft molecuulgewicht en lading, door verschillen in glycosylatie, aantal koper atomen gebonden, variaties in primaire structuur en polymerisatie. Ceruloplasmine is ook vrij gevoelig voor proteolyse, zowel in vivo als in vitro.
Ceruloplasmine wordt vooral aangemaakt in de lever, waar ook koper wordt toegevoegd door tussenkomst van een ATP-ase dat deficiënt is bij de ziekte van Wilson (zie Koper in bloed). Zonder koper neemt (apo-)ceruloplasmine geen normale conformatie aan en wordt snel gedegradeerd, in de lever maar ten dele ook nog in het plasma. De normale plasma halfwaardetijd van holo-ceruloplasmine (verzadigd met koper) is 4 à 5 dagen, van apo-ceruloplasmine slechts enkele uren.
Ceruloplasmine is betrokken bij een aantal redox reacties in het plasma, waarbij het kan optreden als oxidans maar ook als reductans. Als ferroxidase staat het in voor de oxidatie van tweewaardig naar driewaardig ijzer, nodig voor de binding van ijzer aan transferrine. Ceruloplasmine remt peroxidatie van membraan lipiden, maar draagt bij tot LDL oxidatie.
Weefsels beschikken over receptoren waarlangs ze ceruloplasmine-gebonden koper kunnen opnemen. Blijkbaar is ceruloplasmine niet erg belangrijk voor koper transport, wat oa blijkt uit het feit dat er geen problemen met koper transport zijn bij inviduen met genetisch bepaalde aceruloplasminemie. Albumine en transcupreïne zijn de belangrijke koper transport eiwitten.
Ceruloplasmine wordt vooral bepaald in plasma als een screening test voor de ziekte van Wilson. De gangbare immunochemische bepalingen maken evenwel meestal geen onderscheid tussen apo- en holo-ceruloplasmine ; dat is wel mogelijk met functionele bepaling van de koper oxidase activiteit.
Verhoogde waarden van ceruloplasmine vindt men terug bij acute fase reacties (doch vrij laattijdig), maar vooral onder invloed van oestrogenen (zwangerschap, contraceptie) en in mindere mate ook anti-epileptica.
Aceruloplasminemie is een autosomaal recessieve aandoening die leidt tot een trage accumulatie van ijzer, o.a. in het reticuloendotheliaal systeem. De aandoening leidt tot retinale degradatie, diabetes mellitus, dementie en extrapyramidale stoornissen. Men ziet geen koper afzetting in de weefsels, maar wel verlaagd plasma ijzer en toename van ijzeropslag in de weefsels (beeld vergelijkbaar met erfelijke hemochromatose). Het kopermetabolisme is niet gestoord, wat aangeeft dat ceruloplasmine geen essentiële rol speelt in de koper homeostase, maar dat de hoofdfunctie van ceruloplasmine vooral ligt in het ijzer transport.
Secundaire ceruloplasmine deficiëntie door gebrekkige koper inbouw is veel frekwenter. Oorzaken zijn onvoldoende koper opname, onvermogen om geabsorbeerd koper af te geven aan de circulatie (ziekte van Menkes ; zie Koper in bloed), deficiënte koppeling van koper aan apo-ceruloplasmine (ziekte van Wilson). In al die gevallen wordt apo-ceruloplasmine wel gevormd doch snel afgebroken, zodat de plasma concentratie erg laag ligt (lager dan 10 mg/dL bij de ziekte van Wilson), tenzij in combinatie met zwangerschap of een acute fase reactie. Verder ziet men verlaagde plasma ceruloplasmine gehaltes bij malnutritie, protein losing enteropathy en cirrhose. De specificiteit van ceruloplasmine, als enige test voor de diagnose van de ziekte van Wilson, is dan ook vrij laag. |